De Scheids #20: Groen en geel
18-10-2016 Het is regelmatig een onderwerp van gesprek onder scheidsrechters: Het aantal kaarten dat je in een wedstrijd hebt getrokken. De kaart als symbool van controle over de wedstrijd. Geef je bijna nooit een kaart dan is de kans aanwezig dat je door collega scheidsen wordt gezien als ‘te lief’ of te onervaren. Nu geef ik toe dat ik, toen ik zelf begon met fluiten, het ook lastig vond om kaarten te trekken. Ik zag op tegen het (nog) conflictueuzer maken van de situatie en bovendien vond ik het lastig om te bepalen welke momenten ‘kaart-waardig’ zijn en welke niet. Door veel te fluiten leer je op beide fronten bij.Ik hoop dat het uitreiken van een kaart voor mij echter altijd een lastige beslissing blijft. En niet een beslissing wordt om later trots op te zijn. Want het is een ultieme demonstratie van autoriteit, in de richting van maar één enkele speler. Nu de groene kaart meteen ook een tijdstraf behelst, betekent elke kaart die je geeft dat een speler zich moet verwijderen uit het veld. Dat is niet niks. Zeker bij jeugdspelers kan zo’n kaart behoorlijk binnenkomen. Dus dan moeten de motieven om de kaart te geven wel echt hout snijden.
Het valt mij wel op dat scheidsrechters vaak kaarten geven voor wat ik zie als randzaken: verbale uitingen van coaches of spelers, het wegtikken van een bal na een overtreding. Het is ook menselijk om agressie jegens jezelf negatiever te beoordelen dan agressie jegens een ander. Een wegwerpgebaar van een speler in de richting van een teamspeler vind ook ik minder vervelend dan een wegwerpgebaar na een beslissing van mij. En ook ik heb de neiging om mijzelf groen en geel te ergeren aan teambegeleiders die elke beslissing van mij becommentariëren. Maar de kunst is toch wel die ergernis niet direct om te zetten in groen of geel.
Voordat we aan groen en geel beginnen zijn er legio mogelijkheden om de controle over de wedstrijd te behouden. Dat heet het ‘managen’ van de wedstrijd. Ik geef een voorbeeld. Dit weekend nam ik een beslissing te nadele van een speler. Die speler stond voor mij aan de overkant van het veld en die was het duidelijk oneens met mijn beslissing. Hij stond opzichtig met zijn armen te zwaaien en riep daarbij allerlei dingen die voor mij gelukkig niet hoorbaar waren. De tijd gaat op stil en de jongen mag even bij mij langskomen. De weg naar mij toe was een meter of veertig. Toen hij eindelijk bij mij was had hij al van vijf medespelers gehoord dat hij gewoon zijn mond moest houden. De algemene teneur was: ‘niet wéér, hè Peter!’ Daar hoef ik dan niet veel aan toe te voegen. Hij kwam er daarom van af met een korte vermaning. Ik heb hem de rest van de wedstrijd niet meer gehoord. Het stilzetten van de tijd om iemand te vermanen gebeurt nog weinig (want is nog maar net aanvaard door de regelmakers), maar het is naar mijn mening een krachtiger middel dan het toekennen van een kaart. De vermaning laat namelijk beheersing zien en dat is precies wat we ook vragen van spelers.
Laten we proberen om kaarten vooral te gebruiken in die situaties die er echt toe doen: de fysieke overtredingen. Ik zie regelmatig dat spelers geen kaart krijgen voor een gemene tackle of duw. Dat hoort echt niet thuis in het hockey en vind ik persoonlijk veel ernstiger dan bijvoorbeeld een opzettelijke bolle kant of ‘hengelen’ (opzettelijk sticks). Op die laatste staat nota bene een automatische gele kaart, een dubieus fenomeen dat we, áls we het al willen hanteren, beter kunnen bewaren voor fysieke overtredingen.
De moraal van dit verhaal? Ergert u zich de komende wedstrijd groen en geel aan fysiek gedrag op het veld? Dan mag u van mij die kaart trekken. Anders wens ik u veel managementplezier toe.
Reacties
Ger van der Velden
18-10-2016 @ 19:27:42 |mooi stuk tekst